Wieden is bidden
Ik was een film aan het maken over een kloostertuin.
Over oude soorten bloemen en beproefde combinaties.
Toen zag ik daar een oud patertje
zitten wieden op zijn knieën.
Hij leek helemaal in zijn werk op te gaan en ik naderde hem omzichtig.
Mijn schaduw viel over hem heen en zonder op te zien begon hij te spreken:
“Het is eenvoudig werk, zei hij.
ik houd ervan om zo een uurtje op de dag te bidden:
gewoon grassprieten weg te halen uit dit kleine stukje border.
Ik let er niet op of ik opschiet.
Ik let er op of ik ieder sprietje voel en trek dan zachtjes
tot het vanuit de worteltje meegeeft en leg het dan terzijde.
Als het breekt dat zoek ik verder naar het stukje dat er nog staat
en probeer het te verleiden ook los te laten.
Je moet niet te hard trekken, maar ook niet te zacht.
Het luistert heel nauw. Je hebt er alle aandacht bij nodig.
En zo werk ik rustig zo’n stukje bloemenrand af
tot mijn knieën pijn gaan doen.
En als ik dan voorzichtig overeind kom, dan voel ik me vaak zó gelukkig….
Door met alle aandacht hier te zitten wieden,
heb ik een heilig dienstwerk verricht. Ja, zo voel ik dat.
Ik denk ook dat dat vaak zo is,
met alle dingen die je met heel je hart en heel je ziel doet.
Dat je dan gelukkig wordt,
omdat er niets meer staat tussen jou en wat je doet,
tussen mij en die grasspriet, tussen mij en mijn schepper.
Ik denk dat dat hetzelfde is als je God lief hebben met heel je hart en heel je ziel.
Dan wordt zo’n moment een heilig moment,
dan wordt zo’n stukje tuin een heilige plek.
Dan ben ik even in dat eeuwige hier en nu, waar vanuit alles leeft.”
Hij kwam moeizaam overeind en wreef zich over de knieën.
Toen keek hij mij even aan.
En ik zag de eeuwigheid in zijn blauwe ogen.
Guy Dilweg