Gebed in de avond
Jij
in mij
‘t verlangen
onthuld, ontpopt te worden
tot wat
ik ben
in Jou.
Hij sprak:
je ruikt me toch
in de bloemen van het veld?
je voelt me toch
in de streling van je geliefde?
je ziet me toch
in het kiemen van het kruid,
in de glanzende ogen
van een dier, een kind?
je hoort me toch
in het suizen van de wind
in de roep van de meerkoet
die kaatst over het water?
je proeft me toch
als je je lippen nat maakt
en in de smaak van pure chocola?
Je droomt me toch
tussen slapen en ontwaken
je neuriet me toch
met de liedjes in je hoofd?
Hij zei:
van wie is de adem
die jou in en uitgaat,
van wie is je hartenklop,
je kippenvel?
van wie je mededogen
je verlangen naar gerechtigheid?
wie wekt in jou
gedachten,
gedichten?
wie brandt in jou
dat verlangen
naar mij?
Ik zei: zeker.
Ik ben dankbaar
dat u zich wilt laten kennen in het vele,
maar ik verlang er zo naar
U te ontmoeten
in het Ene.
En toen
werd het Stil.
Guy Dilweg