Het licht van Pasen
In de liturgie van de paasnacht wordt in het begin het vuur gezegend. Vroeger werd dit vuur met behulp van een brandglas en zonlicht aangestoken of werd een vonk uit stenen geslagen. Soms wordt daartoe een houtstapel buiten de kerk geplaatst. Het vuur is een afspiegeling van het goddelijk vuur.
Voor het begin van de tafelviering worden met dit vuur van de paaskaars de kaarsen op de tafel aangestoken. Ze herinneren aan het vuur van de Geest, het licht dat in ons wil wonen, louteren, beschermen, verwarmen en in beweging zetten.
Een mens mag tussen twee vuren zitten- trouw aan God en de zwakheid van de mens.
Waarbij het Woord van de Barmhartige de leidraad blijft. Een woord van God dat altijd in beweging is, als een lopend vuurtje: Gods wil is niet statisch vastgelegd, eens en voor altijd, maar wordt steeds opnieuw verklaard door de levende omgang met de Schriften in steeds nieuwe situaties.
(Aarden in geloof- Zomer- Vuur)