Kerkvlinder, de dagpauwoog
Heer, Gij doorgrondt en kent alles wat u heeft geschapen.
U bent de bron van bloemen, vogels, vlinders.
Nog voor zij rups was, kende u de dagpauwoog,
haar schuilplaats in de kerk,
de mensen die haar verwonderen,
die in stilte voor haar zorgen.
Nog voor zij rups was, kende u haar wezen,
haar vleugelslag, haar honingdrang.
U gaf haar licht en kleuren,
bloemenstruiken, geuren.
Bescherming vindt zij in uw huis,
waar ruimte is voor allen,
waar gezang ook vlinders groet,
verwarmt en wekt
als mensen samenkomen.
Geen vlinder laat u vallen.
Wanneer de lente daagt,
slaat zij gestaag haar vleugels uit
om hemels hoog te vliegen
U tegemoet.
Heer, Gij doorgrondt en ziet vol liefde mensen aan
die vleugelloos maar toch als vlinders leven
van al wat u hen heeft gegeven: het bestaan.
Jeannette van Osselen