Vis bij de sabbatsmaaltijd
Het eten van vis op de sabbat is geen verplichting, maar komt vaak voor. Er wordt daar soms een speciale betekenis aan gehecht.
Het woord vis is in het Hebreeuws dag. De getalswaarde van dag is zeven: het woord bestaat uit de vierde letter dalet en de derde lettter gimmel van het alfabet. Het getal vier herinnert aan de vier aartsmoeders: Sara, Rebecca, Rachel en Lea. Het getal drie aan de drie aartsvaders: Abraham, Izaak en Jakob.
Een vis kan alleen overleven in water, zo kan ook het joodse volk alleen voortbestaan door de tora, die ‘water’ wordt genoemd in de talmoed. Als het regent komen vissen aan de oppervlakte en openen zo hun bekjes om naar de regendruppels te happen. Zo moet ook een jood zich gedragen. De hele week voedt de tora hem, maar als hij op de sabbat extra tora krijgt, moet hij dat gretig tot zich nemen. Zo is de sabbat bron van leven.
De vis heeft geen oogleden, zijn ogen zijn altijd open. Zo zijn ook de ogen van de Barmhartige altijd gericht op hen die Hem vrezen. Altijd beschermt hij hen, want de Heer slaapt en sluimert niet.
Henk Huyser, Aarden in geloof, Lente