Wankel geloof
April heeft iets van tere overvloed,
van vloeibaar groen, reeds druppend uit de dop,
maar in de bloemen, wakend in de knop
hoor ik het pompen van het stuwend bloed.
Mijn tuin vangt zonlicht, schuw en bleek en wit,
dat tuimelt door de takken van een berk
totdat het valt, gezeefd als in een kerk,
alsof er toch iets goddelijks in zit.
Zo denk ik vaak, alleen of met mijn vrouw,
als ik het jonge weke onkruid wied
en onderwijl een wereldbeeld ontvouw,
dat uitmondt in het laaggehouden lied
dat mensen zingen in diepe rouw
op weg zijn naar een hooggestemd verdriet.
Frans Hoppenbrouwers, Calendarium poeticum. Sun Nijmegen, 1998